De groep bedrijven die zich inzet voor meer topvrouwen, heeft voor het eerst voldaan aan het wettelijk streefcijfer van 30 procent.
Volgens voorzitter Caroline Princen van de commissie die de scores bijhoudt, laat het bedrijfsleven daarmee zien zelf in staat te zijn meer vrouwen aan de top te krijgen. Toch blijft overheidsingrijpen noodzakelijk, zegt ze.
In totaal zo’n 270 bedrijven en organisaties hebben het zogeheten Charter Talent naar de Top ondertekend. Hieronder bevinden zich zowel bedrijven als overheidsorganisaties, waaronder KLM, ABN Amro, Shell en het Ministerie van Defensie. Voorbeelden van vrouwen op topposities zijn onder meer Marjan van Loon, die sinds 2016 president-directeur van Shell Nederland is, en Marry de Gaay Fortman en Janine Vos, commissarissen bij KLM.
De 270 organisaties hadden vorig jaar gemiddeld ruim 32 procent vrouwen in de raad van bestuur, een kleine 36 procent vrouwen in de raad van commissarissen en bijna 39 procent in de raad van toezicht.
“De charterondertekenaars doen het heel erg goed. Maar dit is maar een klein deel van het bedrijfsleven”, zegt Princen. Breder onderzoek onder duizenden bedrijven wees eerder uit dat door de bank genomen slechts een tiende van de bestuursposten door vrouwen wordt bezet. Later dit jaar komen er nieuwe cijfers naar buiten, maar Princen weet nu al dat de situatie er niet veel beter op is geworden.
"Eigenlijk is er een vrouwenquotum nodig", zegt ze. En als dat er niet komt, dan is het volgens haar een idee om bedrijven te verplichten zelf eigen doelen op te stellen.
Minister Ingrid van Engelshoven (Emancipatie) stelde eerder al dat ze er klaar mee is dat veel grote concerns te weinig vrouwen in topfuncties hebben. Op Internationale Vrouwendag publiceerde ze namen van bedrijven die zich niet aan het wettelijk streefcijfer van 30 procent zouden houden. De bewindsvrouw zei toen ook met maatregelen te komen als dit najaar blijkt dat verbetering uitblijft.
Begin dit jaar is een proef gestart om te kijken of er ook scores bijgehouden kunnen worden over culturele diversiteit. De zestien organisaties die hieraan meedoen hadden vorig jaar maximaal 5 procent aan mensen met een niet-Westerse migratieachtergrond in de top. Vijf deelnemers hebben inmiddels een streefcijfer ingesteld, variërend van 6 tot 20 procent.